Een schrijver wil gelezen worden. Naast de schrijfdoelen die leerlingen op school leren (informeren, betogen, beschouwen, amuseren en activeren – waar zeker wat op af te dingen is) lijkt me gelezen worden het belangrijkste doel. Behalve misschien wanneer je een dagboek schrijft, maar ook die woorden zijn er niet voor de eenmaligheid. Je leest ze zelf nog eens over, misschien vindt iemand het per ongeluk en als je bekend genoeg bent, worden die persoonlijke notities misschien ooit toch nog uitgegeven.
Onlangs kreeg ik van de mediathecaris van de school waar ik werk mijn laatste roman als bibliotheekexemplaar. Mooi ingebonden, met een hersenhoofdje op de rug (het hoort dus echt bij de categorie psychologische romans) en daaronder de vier letters waarmee het te vinden moet zijn tussen de boeken van al die andere auteurs: MEIJ.
Daarmee kwam de vraag in me op of ik liever zou hebben dat het boek veelvuldig wordt uitgeleend of dat het gekocht wordt in de boekhandel. In beide gevallen zal de intentie zijn dat het gelezen wordt. In het eerste heb je daar een beperkte tijd voor en zijn de kosten ook beperkt, in het tweede is het een stuk duurder, maar heb je eindeloos te tijd. Het gaat mij overigens niet om het verdienmodel – voor mij is dat gezien de oplage en het aantal bibliotheekexemplaren dat beschikbaar is toch verre van voldoende om alle andere werkzaamheden die ik doe acuut te laten vallen – maar om het verhaal en de verspreiding ervan.
Gekocht of geleend worden, dat is de vraag.
Het mooiste zou natuurlijk zijn wanneer iemand het geleend en gelezen heeft, en dan alsnog koopt. Drie vliegen in één klap. Utopisch, maar het zal toch vast wel eens gebeuren?
Auteursarchief: Arjen van Meijgaard
Bespreking: Dola de Jong – Dans om het hart
Kort verhaal
Het mondeling
De mondelinge examens komen er weer aan. Dat betekent dat leerlingen gedurende ongeveer 20 minuten een gesprek voeren over hun gelezen boeken, of in ieder geval over de boeken die op hun lijst staan. Voor havo zijn dat 8 boeken en voor vwo 12, waarvan drie voor 1900 verschenen zijn. Op mijn beide scholen zijn geen vastgestelde lijsten waar leerlingen uit moeten kiezen, de keuze is vrij, als het maar overlegd wordt met de docent. Geijkte titels zoals De aanslag, De donkere kamer van Damokles, Max Havelaar, Karel ende Elegast en Hersenschimmen blijven terugkomen. Helaas veel boeken van witte mannen (als is dat met Karel ende Elegast niet bewezen). De titels van Nederlands leest (Mevrouw mijn moeder, De wandelaar) komen ook voor en verder nieuwere titels: Confettiregen, De avond is ongemak, De goede zoon en Vallen is als vliegen.
Eén van de 12 titels wordt vervangen door een poëziebundel die de leerlingen zelf samenstellen, met ongeveer 20 gedichten rondom een thema. Dat wordt doorgaans met plezier gedaan, soms staat er een eigen gedicht tussen van een leerling, op de laatste bladzijde.
Ik heb mijn eigen boekenlijst nog, uit 1992. Niet met een zelf samengestelde bloemlezing, wel met enkele dichtbundels, zoals God en godin van Leo Vroman. Mijn docent vond het leuk dat dat lange en prachtige gedicht op mijn lijst stond. In mijn lessen vertel ik er graag over en gelukkig wordt het elk jaar door een of twee leerlingen gelezen. Soms als tegenhanger van bijvoorbeeld De ontdekking van de hemel, omdat God en Godin wel een lang gedicht is, maar ook een dun bundeltje. Soms omdat de rest van de lijst van die leerling ‘zwaar’ genoeg is. Verder was mijn lijst geen originele lijst, al zullen Andreas Burnier en K. Schippers niet meer zo snel gelezen worden.
Bederft zo’n mondeling met leeslijst het plezier in lezen? Ik geloof van niet. Zeker niet als je leerlingen zelf laat kiezen en met hen meedenkt. In de les krijgen ze tijd om te lezen, en de discussie over welke boeken wel en niet mogen, voeren we ook in de klas. Natuurlijk houdt niet iedereen van lezen en natuurlijk leest niet iedereen alles, maar ergens hoop je toch een vonkje aan te blazen en daardoor iets van liefde voor de literatuur aan te wakkeren. En ja, mijn eigen boek mag ook op de lijst. Al is het alleen maar omdat daar geen samenvatting van te vinden is op Scholieren.com.
Bespreking: Moeten we dit weten voor de toets?
Waarde


In het privé-domein De vrienden van middernacht – overigens een prachtige titel – beschrijft Raoul Hynckes (1893-1973) in een aantal korte verhalen zijn bestaan als schilder: gesprekken met Pyke Koch, Carel Willink en anderen uit die tijd en de plekken waar hij woonde, zoals Brussel, Amsterdam en Blaricum. Ook gaat hij dieper in op de functie van kunst en de waarde ervan voor de maatschappij. In een stuk over Van Gogh geeft hij treffend aan dat ook in de jaren ’50 er al waanzinnige bedragen omgingen in de kunst, zoals de verzekering voor ruim vijf miljoen gulden voor het vervoer van 6 schilderijen van Amsterdam naar Tokyo voor een expositie:
‘Waren onze grootouders gek toen zijn Van Gogh als een nul beschouwden of zijn wij het, die hem zien als het genie van de moderne kunst? Welke betekenis moeten we hechten aan onze smaak en artistiek gevoel, waar we zo prat op gaan? Vandaag is meneer zus-en-zo een ezelsveulen, morgen roepen wij hem uit tot een grote meester. Vijfeneenhalf miljoen gulden voor zes schilderijen, terwijl men ze nog voor geen gulden wilde hebben toen Van Gogh leefde. Zijn we gek geworden? Het is om te blozen van schaamte en van woede. Kunnen we het cynisme en het groteske nog verder voeden?’
Wat dat betreft is het er niet veel beter op geworden. De prijzen voor schilderijen van bekende overleden kunstenaars zijn spectaculair hoog en niet in verhouding voor wat de kunstenaar er ooit zelf voor kreeg. Wat zou hij vinden van de prijs voor zijn eigen werk nu? Dat blijft bescheiden: voor ongeveer vierduizend euro kun je er een aanschaffen.
Bespreking – Blanc van Sylvain Tesson
Gelezen en besproken voor Athenaeum Boekhandel:
Sylvain Tesson is een schrijver die graag verlaten plekken opzoekt, om de natuur en de leegte het ritme van de dag te laten bepalen en die ervaringen in een boek te verwerken. Zo schreef hij onder andere La Panthère des neiges (2019) over een zoektocht naar de bijna uitgestorven sneeuwpanter in het Himalaya-gebergte en bij het grote publiek brak hij door met een boek over zijn verblijf in de Siberische wouden: Dans les forêts de Sibérie (2011). Afgelopen jaar volgde Blanc, over een trektocht door de besneeuwde Alpen.
Lees verder
Titel
Sommige titels blijven onovertroffen, zoals De avonden of Honderd jaar eenzaamheid. Ze spreken tot de verbeelding, verleiden de lezer en dekken de lading van het boek. Zoals ik leerlingen op school het advies geef pas achteraf een titel voor hun verhaal of beschouwing te bedenken, zo kwam ik in de eindfase van het boek voor dat dilemma te staan. Wat wordt de allesomvattende tekst op de kaft?
Seul dans Paris had zeker gekund (Alleen in Parijs), maar gaf best veel weg en lag ook wel erg voor de hand. En bovendien, dat was al een film, uit 1951. Ook over een zoektocht, ook over Parijs, maar toch anders.
Ik had een schemaatje gemaakt met ongeveer 20 opties. De naam van de hoofdpersoon is een voor de hand liggende, zoals Kolja van Arthur Japin, maar bij een naamloze hoofdpersoon valt die optie al af. Of een van de andere personages krijgt dan die verantwoordelijkheid, en de eer. Een situatieschets, denk aan On the road, leek me ook mooi: Parijse taferelen, Merguez-frites en vioolsolo’s. Toch niet, dacht ik en zei ook de uitgever.
Een samenvatting van het verhaal dan, in een kort zinnetje, zoals Reis om de wereld in 80 dagen. Dat zou iets worden als Een jaar op straat of in een woord Solo. Ook over een tegenstelling heb ik nagedacht met Oorlog en vrede in het achterhoofd, dat werd bijvoorbeeld Durf en overmoed of Wasknijpers en vioolsolo’s. Niet treffend en wat gekunsteld. Een sfeerbeeld zou zeer toepasselijk zijn, Patrick Modiano is daar een meester in, bijvoorbeeld met Verdaagd verdriet. Ik kwam niet verder dan Verwaaide klanken, een titel die zeker een goeie kans maakte.
Het werd uiteindelijk De laatste klanken van Icarus. Omdat er toch iets van muziek in moest, en een karaktertrek van de hoofdpersoon. De kleine Icarus vliegt tegen het advies van zijn vader in te hoog, richting de zon, waardoor de was van zijn vleugels smelt. Geen bewuste hoogmoed, maar wel kijken hoever je kunt gaan zonder aan de consequenties te denken. Je niet aan de regels houden, buiten de vakjes kleuren, niet luisteren maar zelf ondervinden.
Of het de beste optie was, weet ik niet, maar verhaal en titel groeien naar elkaar toe en gaan steeds meer bij elkaar passen, tot de een niet meer zonder de ander kan.
Interview bij Opium
Dinsdag 10 januari was ik te gast bij het radioprogramma Opium op NPO Klassiek voor een interview over De laatste klanken van Icarus. Een mooie ervaring, alleen al om in de studio te zijn waar programma’s gemaakt worden die ik vaak beluister, maar ook het gesprek met Annemieke Bosman was bijzonder prettig. Zo vloog het boek die avond door de ether. Klik hier om het interview terug te luisteren.