Categorie archief: schrijven

Gekocht of geleend worden

Een schrijver wil gelezen worden. Naast de schrijfdoelen die leerlingen op school leren (informeren, betogen, beschouwen, amuseren en activeren – waar zeker wat op af te dingen is) lijkt me gelezen worden het belangrijkste doel. Behalve misschien wanneer je een dagboek schrijft, maar ook die woorden zijn er niet voor de eenmaligheid. Je leest ze zelf nog eens over, misschien vindt iemand het per ongeluk en als je bekend genoeg bent, worden die persoonlijke notities misschien ooit toch nog uitgegeven.

Onlangs kreeg ik van de mediathecaris van de school waar ik werk mijn laatste roman als bibliotheekexemplaar. Mooi ingebonden, met een hersenhoofdje op de rug (het hoort dus echt bij de categorie psychologische romans) en daaronder de vier letters waarmee het te vinden moet zijn tussen de boeken van al die andere auteurs: MEIJ.

Daarmee kwam de vraag in me op of ik liever zou hebben dat het boek veelvuldig wordt uitgeleend of dat het gekocht wordt in de boekhandel. In beide gevallen zal de intentie zijn dat het gelezen wordt. In het eerste heb je daar een beperkte tijd voor en zijn de kosten ook beperkt, in het tweede is het een stuk duurder, maar heb je eindeloos te tijd. Het gaat mij overigens niet om het verdienmodel – voor mij is dat gezien de oplage en het aantal bibliotheekexemplaren dat beschikbaar is toch verre van voldoende om alle andere werkzaamheden die ik doe acuut te laten vallen – maar om het verhaal en de verspreiding ervan.
Gekocht of geleend worden, dat is de vraag.

Het mooiste zou natuurlijk zijn wanneer iemand het geleend en gelezen heeft, en dan alsnog koopt. Drie vliegen in één klap. Utopisch, maar het zal toch vast wel eens gebeuren?

Titel

Sommige titels blijven onovertroffen, zoals De avonden of Honderd jaar eenzaamheid. Ze spreken tot de verbeelding, verleiden de lezer en dekken de lading van het boek. Zoals ik leerlingen op school het advies geef pas achteraf een titel voor hun verhaal of beschouwing te bedenken, zo kwam ik in de eindfase van het boek voor dat dilemma te staan. Wat wordt de allesomvattende tekst op de kaft?

Seul dans Paris had zeker gekund (Alleen in Parijs), maar gaf best veel weg en lag ook wel erg voor de hand. En bovendien, dat was al een film, uit 1951. Ook over een zoektocht, ook over Parijs, maar toch anders.

Ik had een schemaatje gemaakt met ongeveer 20 opties. De naam van de hoofdpersoon is een voor de hand liggende, zoals Kolja van Arthur Japin, maar bij een naamloze hoofdpersoon valt die optie al af. Of een van de andere personages krijgt dan die verantwoordelijkheid, en de eer. Een situatieschets, denk aan On the road, leek me ook mooi: Parijse taferelen, Merguez-frites en vioolsolo’s. Toch niet, dacht ik en zei ook de uitgever.

Een samenvatting van het verhaal dan, in een kort zinnetje, zoals Reis om de wereld in 80 dagen. Dat zou iets worden als Een jaar op straat of in een woord Solo. Ook over een tegenstelling heb ik nagedacht met Oorlog en vrede in het achterhoofd, dat werd bijvoorbeeld Durf en overmoed of Wasknijpers en vioolsolo’s. Niet treffend en wat gekunsteld. Een sfeerbeeld zou zeer toepasselijk zijn, Patrick Modiano is daar een meester in, bijvoorbeeld met Verdaagd verdriet. Ik kwam niet verder dan Verwaaide klanken, een titel die zeker een goeie kans maakte.

Het werd uiteindelijk De laatste klanken van Icarus. Omdat er toch iets van muziek in moest, en een karaktertrek van de hoofdpersoon. De kleine Icarus vliegt tegen het advies van zijn vader in te hoog, richting de zon, waardoor de was van zijn vleugels smelt. Geen bewuste hoogmoed, maar wel kijken hoever je kunt gaan zonder aan de consequenties te denken. Je niet aan de regels houden, buiten de vakjes kleuren, niet luisteren maar zelf ondervinden.
Of het de beste optie was, weet ik niet, maar verhaal en titel groeien naar elkaar toe en gaan steeds meer bij elkaar passen, tot de een niet meer zonder de ander kan. 

Tussentijd

Of er autobiografische elementen in het boek zitten, werd er tijdens een interview gevraagd. Zeker, maar dan gaat het vaak om ideeën, zoals die over ‘tussentijd’ in onderstaand fragment. En dan niet eens door de ogen van de hoofdpersoon, maar van de moeder van het gezin waar hij au pair is en die hem heeft uitgenodigd een appartement te komen bezichtigen dat ze in de verkoop heeft.

Het makelaarskantoor waarvoor ze werkte was gespecialiseerd in appartementen met uitzicht op de Seine. (…)
Ik liep de kade af en bekeek de zandstenen gevels. Daar stond ze, voor het raam, haar silhouet herkende ik. Ze staarde voor zich uit en zag me niet of deed of ze me niet zag. (…). Ik nam de lift naar de derde verdieping. De voordeur van het appartement stond op een kier, ik klopte en ze opende hem en liet me binnen in een ruime hal met een donker glimmend parket. Zwijgend liep ze voor me uit. Via een smalle gang kwamen we in een salon met hoge ramen die uitzicht boden op de Seine. Ze ging weer voor het raam staan.
‘Ik zie dit als tussentijd, de momenten na een bezichtiging waarin ik niets hoef te doen. Net als in de auto onderweg naar huis of tijdens het wachten op het station. Je zit tussen twee gebeurtenissen in maar hoeft even niets, je kunt dan vaak ook niets. Soms is het fijn om die momenten zo lang mogelijk te rekken.’
Ze tuurde in de verte. ‘Kijk, daar zie je het Panthéon. In die buurt ben ik opgegroeid.’
De grijze koepel met het spitse torentje rees statig als een baken boven de daken uit.

Die tussentijd kan kort zijn, maar ook langer duren. Een equivalent van het niemandsland. Je zou van alles kunnen doen, maar het hoeft niet. Bijvoorbeeld de tijd tussen het interview en een volgende actie rondom het boek. Wanneer en hoe is nog niet bekend, dus blijft er weinig over dan wachten. En dat is ook niet onprettig. Juist niet, omdat je er weinig invloed op hebt. Als er maar wel wat komt.

Toch zitten er in ‘De laatste klanken van Icarus’ zeker ook concrete gebeurtenissen die voor een groot deel ‘echt’ gebeurd zijn, zoals de belevenissen van de hoofdpersoon wanneer hij als au pair werkt, waarschijnlijk herkenbaar voor wie dat ooit is geweest. Of wanneer de ‘ik’ besluit straatmuzikant te worden. Ook dat is niet allemaal verzonnen, maar de grens tussen herinnering en fantasie blijft moeilijk aan te geven.

IJsvogel langs de Seine

En wat doe je als je boek dan drie weken los is? Hoe zorg je voor aandacht, hoe bereik je de mensen buiten je netwerk? Dat blijft lastig.  Zoveel mogelijk op sociale media actief zijn met het gevaar dat ze genoeg krijgen van de berichten over je boek. Je kunt proberen optredens te regelen, je kunt hopen op een interview of recensie ergens in een krant of op een website, of je kunt proberen in het ‘voorprogramma’ van een al geplande lezing of boekpresentatie te komen.

Dat lukte vijf jaar geleden met mijn eerste boek. Toen mocht ik het publiek ‘lenen’ van Connie Palmen voordat zij aan haar lezing begon. Het was ontzettend leuk en het werkte. Afgelopen zondag werkte het ook goed bij boekhandel Blokker in Heemstede. Voorafgaand aan de presentatie van een boek over wijn en filosofie mocht ik kort over mijn boek vertellen. Parijs en wijn lopen immers vloeiend in elkaar over. En ook daar werkte het. Hopelijk volgt er meer.

Het gaat erom op te vallen, ergens te zijn waar je niet direct verwacht wordt, zodat je de aandacht vangt, hoe klein je ook bent. Zoals het ijsvogeltje dat ik zaterdag op een kademuur in Parijs zag zitten. Rustig wachtend en tegelijkertijd klaar om weg te vliegen en elders subtiel op te vallen.

Boekpresentatie De laatste klanken van Icarus

Op 4 november was het dan zover: de boekpresentatie van De laatste klanken van Icarus. Een belangrijk moment, het loslaten van een verhaal dat nu verder de wereld in mag. Maar hoe moet zo’n avond eruit komen te zien? Waar? Met wie?
De locatie was snel gekozen, een mooie boekwinkel in Den Haag. Het werd De Vries-Van Stockum die net is verhuisd naar de Passage in Den Haag. Een prachtige plek, Haagser kan bijna niet. En toch ook een beetje Parijs, zo’n passage.
En ik wilde graag leerlingen betrekken bij deze avond, omdat dat ook de lezers van nu zijn, en van de toekomst. Niet alleen die eindeloze leeslijst op school raakt aan de literatuur, ook een schrijversinterview op school of een boekpresentatie in de stad.
Twee leerlingen uit 6vwo van de Vrije School verzorgden het interview. Dat deden ze zeer goed: zonder de plot weg te geven en toch een beeld te schetsen van het verhaal. En drie leerlingen van de School voor Jong Talent zorgden voor de muzikale omlijsting: sonates van Bach, Salut d’Amour van Elgar en de Czardas. Muziek die ook in het boek voorkomt.
En niet onbelangrijk is dat er veel mensen waren, ook zonder hen had het niet gekund. Soms is pas achteraf duidelijk wat je voor ogen stond, als het geheel klopt. En dit klopte. Dankbaar ben ik voor zo’n mooie start van deze roman.  

Via via

Dat via weg betekent, realiseren we ons misschien niet elke dag. En dat je via via ergens terechtgekomen bent, betekent dus eigenlijk dat je langs een stukje hoofdweg en wat afslagen en zijwegen daar bent waar je nu staat.

Mijn boek kwam ook via via tot stand. Bijschaven, schrappen en weer aan de slag. Een ander perspectief als ventweg, een andere volgorde om eens tegen de richting in te gaan. Versie 1, 2 en zo verder tot na versie 5 of 6 het juiste pad gekozen was. En liep ik vast onderweg, dan vroeg ik om hulp. Aan iemand die vanuit een helikopterview feedback gaf, van bovenaf het wegennet zag waarop ik me begaf en duidelijk kon aangeven welke zijwegen doodliepen en waar de doorstroom het mooiste en origineelste was.

Het eindpunt kwam in zicht toen Uitgeverij kleine Uil aangaf mijn boek te willen publiceren. Ik had een onderkomen gevonden in de grote, hectische stad.
Nu kan het boek de straten in, onder de mensen komen. En ook dan is het fijn dat naast de ervaring van de uitgeverij nog anderen kunnen helpen met bepalen welke straten tot de drukkere pleinen zullen leiden waar het boek opvalt en aandacht krijgt.

Via via kwam ik er dus uiteindelijk. Waar? Daar waar ik in eerste instantie niet direct gepland had aan te komen, maar wat ik wel min of meer in gedachten had gehad. Nu die die drukke stad nog met al die mensen die al even druk zijn. Daartussen moet De laatste klanken van Icarus het straks zelf gaan doen.

Over het schrijven van een roman

De trap in de Arc de Triomphe

Je kunt vrijwel overal wel een vergelijking voor verzinnen, of een treffende metafoor waarbij het object weggelaten kan worden omdat het beeld voor zich spreekt. Daarbij is het van belang origineel te zijn, clichés te vermijden, hoewel een hoop kunst en literatuur bestaat bij de gratie van het cliché.

Een roman schrijven of afronden wordt wel vergeleken met een bevalling. Maar als je die zelf nooit lijfelijk hebt meegemaakt, kun je die vergelijking niet gebruiken. Wat dan? Deze trap, in de Arc de Triomphe, komt voor mij nog het meest in de buurt. De treden die je oploopt, in het begin nog soepel, maar naarmate je vordert, wordt het steeds zwaarder. Met voldoening kijk je soms achterom, met verlangen vermengd met onzekerheid kijk je vooruit. Hoelang zal het nog duren voor je er bent?

Maar ook het aflopen van een trap is bruikbaar als vergelijking. Je gaat de diepte in, steeds verder van waar je kwam, steeds meer naar de kern ergens verborgen. Je daalt af in het binnenste van je gedachten, in alle rust, ver van de bewoonde wereld. En daarna moet je weer naar boven om afstand te nemen, te kijken of het klopt, terwijl je iets meegenomen hebt van ver beneden.

En het trappenhuis waarin je gevangen zit, is als het verhaal. Er is een begin en een eind, soms moet je terug naar boven of naar beneden om nog eens te kijken hoe het daar ook alweer zat, soms sta je halverwege stil om uit te rusten, om na te denken, maar je moet verder.

Deze foto is van boven genomen, in 2021, het verhaal was nagenoeg af. Ik moest er nog een keer doorheen, terug naar beneden, om te voelen of het klopte wat ik had bedacht.

Île Saint-Louis

Île Saint-Louis, het kleinere eiland in de Seine, in het hart van Parijs. Vorig jaar juli. Lunchtijd, aan het water. Per toeval keek ik naar rechts en daar staken de donkere benen achter de vuilnisbak vandaan. Wie zat daar, waarom zat hij daar? Een mens met een verhaal, maar welk verhaal? Drie pogingen tot een begin:

– ‘Nu moet jij je verstoppen. Ik tel tot dertig en dan ga ik je zoeken.’ Z’n kleine zusje had weer zo aangedrongen en zielig gekeken dat hij niet anders kon. Maar als hij onvindbaar was, zou ze in paniek raken.

– Abu, jij gaat die reis maken? Waarom? Denk je dat het daar beter is, dat daar wel geld is? Blijf, man, blijf bij ons. Geloof niet wat ze zeggen, geloof het niet.

– Wat zit die gekke toerist te kijken? Met z’n bril en z’n tasje. Ik zie hem door het plastic heen loeren. Met z’n pen en z’n opschrijfboekje. Wat wil hij?